dinsdag 2 februari 2010

Tikal


Graag zou ik geloven

Dat het de Piramide van de Grote Jaguar was

Waar ik de jungle in werd gezogen

In de verlaten stad Tikal


Achter mij voelde ik de aanwezigheid

Van de gevederde slangengod Kukulcán

Onhoorbaar verlokkingen lispelend

In de lipide duisternis


Vanaf de vochtige stenen tempelrand

Steunden mijn voeten in de diepte

Onder sliertig klamme luchten


En een eeuwenoude eeuwigheid

Gaapte mij aan

Pulserend als een diepgroene oceaan


Onder het oppervlak

Riepen de geofferden mij


Ik zag maar zag mijzelf niet meer

Vergat mijzelf en vegeteerde

Verdween willoos in het Al


En binnen in mij kolkte

De grote god Kukulcán